![]() |
Planten van een boom | |
Het eerste waar naar gekeken wordt is hoeveel doorwortelbare ruimte de boom nodig heeft. Hier zijn een aantal
vuistregels voor:
Als er te weinig doorwortelbare ruimte is (en dat is meestal in de bebouwde omgeving!) dan groeien bomen
minder groot uit. Toch zijn de hierboven gegeven richtlijnen echt minimaal, dus moet er gestreefd worden hier
niet onder te komen. Als er te weinig doorwortelbare ruimte is, ontstaan er de volgende problemen:
Een boom is gebaat bij een rijk bodemleven. In de verre van natuurlijke omstandigheden in de verharding, moet toch gestreefd worden naar een diverse bodemleven. Daarom is het beter om de plantgaten (boomspiegels) af te dekken met heesters, vast planten of eventueel houtsnippers. Een kale, geschoffelde boomspiegel "oogt" misschien het beste: voor de boom is het het allerslechtste. Bomen die in het gras staan, hebben het ook moeilijk. Ogenschijnlijk hebben ze een prima, ruime
standplaats, maar schijn bedriegt. Het bodemleven onder gras (en weiland) is "bacterie-dominant". Dat betekent
dat er naar verhouding veel bacterien in de kringloop aanwezig is. Bomen hebben graag een schimmeldominant
bodemleven. Maar het grootste gevaar van een standplaats in het gras is wel de verarming van de bodem. Het gras wordt
vaak gemaaid en afgevoerd, en de bladeren worden jaar na jaar in de herfst meegenomen.
|
||
Heeft u vragen? ![]()
|