De groei van bomen

Een boom groeit in twee richtingen, namelijk in de lengte en in de dikte: Lengtegroei
De lengtegroei vindt uitsluitend plaats bij de knoppen (aan het eind van twijgjes). Deze lengtegroei duurt ongeveer een seizoen. Er vormt zich uit een eindknop een nieuwe scheut. Aan het eind van deze scheut wordt vervolgens een nieuwe eindknop gemaakt. Halverwege de scheut zitten bladknoppen, bloemknoppen en/of zijscheut-knoppen. De eindknop (en de zijscheutknoppen) zullen het volgende seizoen opnieuw een scheut gaan vormen.
Als de scheut eenmaal gevormd is, zal deze nooit meer langer worden; enkel de knoppen die aan deze scheut zitten, zullen verder groeien. De scheut zal vanaf het seizoen waarin hij gevormd is, alleen nog maar dikker worden.
De lengtegroei neemt elk jaar af. Als een boom volwassen is, is de lengtegroei teruggebracht van 30 a 150 cm per jaar naar 0.5 a 4 cm per jaar. Op zich hoeft de boom niet meer groter te groeien, maar de boom heeft de scheuten nodig om er bladeren en bloeiwijzen mee te maken.

Diktegroei
Als een scheut eenmaal gevormd is, zal deze alleen nog maar dikker worden. Dit dikker worden gebeurd door een dunne schil cellen die tussen het spinthout en de bast zit. Deze schil heet "cambium". Dit cambium vormt naar de kern toe spinthoutcellen. Spinthout wordt door de boom gebruikt om vocht (via houtvaten) naar boven te transporteren. In het voorjaar gaat de vorming van houtvaten heel snel, naarmate de zomer vordert neemt deze groeisnelheid af, tot hij geheel stopt in de herfst. Dit is terug te vinden in de jaarringen: dit zijn ringen licht beginnen en steeds donkerder worden, om plots weer heel licht te beginnen. Licht = lente, donker = herfst. Ook vormt het cambium houtstralen. Dit zijn cellen die axiaal lopen. Deze cellen houden de houtvaten bij elkaar. Hoe meer houtvaten een boom maakt, des te steviger is de houtsoort.
Naar buiten toe maakt het cambium bastcellen. Bastcellen worden door de boom gebruikt om suikers die in de bladeren gevormd zijn naar de wortels te transporteren.

Na een aantal jaren zijn spinthoutcellen en bastcellen niet meer vitaal genoeg om goed te functioneren. De boom laat ze afsterven. Spinthout wordt kernhout, bast wordt schors. Het spinthout wordt volgestopt met afvalstoffen en vergiften (conserveringsmiddelen) en vervolgens niet meer gebruikt. Kernhout volgt zelden precies de jaarringen, omdat sommige cellen van de boom eerder aan vervanging toe zijn dan andere cellen.

Hieronder staan de verschillende houtcellen en hun functie bij elkaar:
Celsoort   Functie Eigenschappen
Cambium Verzorgt diktegroei Maakt naar binnen toe spinthout, naar buiten toe basthout
Spinthout Verzorgt het transport van water naar boven middels houtvaten Na een aantal jaren worden de cellen niet meer gebruikt; ze worden volgestopt met afvalstoffen en afgesloten
Houtstralen Houden de houtvaten bijeen Geven de boom stevigheid
Kernhout Dood hout Opslagplaats voor afvalstoffen, verder niet meer actief
Bast Verzorgt het transport van suikers naar voornamelijk de wortels Na afsterven droogt het op tot schors
Schors Dode bastcellen Beschermt boom tegen mechanische en chemische aanvallen van buitenaf


Heeft u vragen?